Duitsland, Oostenrijk en Italie 2003
Vakantie 2003
Het is zondag, 13 juli 2003. Verschillende voorbereidingen zijn al getroffen en we zijn van plan om op maandag 14juli te vertrekken.
Waarheen we deze reis zullen gaan, dat is nog niet helemaal duidelijk. We zien wel. Als we bij Enschede de grens overgaan, dan begint onze vakantie.
Eindelijk is het er dan gekomen. Het is nu woensdagavond en we staan “auf einen wohnmobielstellplatz” zoals ze dat hier in Duitsland zeggen in de omgeving van Ingolstadt ongeveer 75 km ten noorden van München.
Zoals reeds eerder werd verteld, zijn we maandag om omstreeks 16.00 uur in onze wohnmobiel gestapt en weggereden richting Duitsland. Via de AI zijn we de Heimat binnen gereden en onze eerste overnachting was in Rheda, zijnde een plaats in de buurt van Paderborn. Eerst hadden we een prachtige plaats uitgezocht bij een rivier, maar bij nader inzien zagen we hiervan af, omdat het er wemelde van mensen die oet de wag’n kommt. Op deze plek waren een groot aantal zigeuners neergestreken en het leek ons niet goed om deze als buren te hebben tijdens onze welverdiende nachtrust.
Ik weet dat ik voor sommige mensen hier een teer onderwerp aanhaal doch uit ervaring weet ik, dat we dan zonder enkele spullen onze reis hadden moeten voortzetten.
Na ons te hebben geïnstalleerd hebben we een eind gewandeld en een prachtige tuin c.q. park bekeken met veel bloemen. Nadat we de plaatselijke Italiaan hadden gesponsord en hiervoor in ruil een ijsje kregen zijn we weer naar de camper getogen.
Na een rustige nachtrust (we konden ons beiden bedwingen) zijn we de volgende dag verder gereden richting zuiden.
Via Kassel kwamen we in het plaatsje Bebra terecht alwaar we een plekje vonden bij een meertje.
Hier troffen we een alleraardigste Duitser (jawel, ze zijn er nog) een soort van geitenwollensokkenfiguur, die ons een lesje gaf in Duitse wetgeving omtrent het wonhmobielgezetz. Blijkt, dat je overal in Duitsland 1 dag met je camper mag staan en overnachten als je er ook mag parkeren. Je mag dan niets buiten de camper plaatsen zoals stoelen en dergelijke.
Toen we op deze plek aankwamen hadden we nog niet het flauwste vermoeden wat er op ons af zou komen. Henny was voornemens een voortreffelijk maaltje klaar te maken en terwijl zij hiervoor de voorbereidingen trof, viel haar oog op een wat verder staand keetje, wat een shoarmazaakje bleek te zijn. Hier verraste ze mij met een deutsche bratwurst mit pommesfites. We lieten het ons goed smaken van de door de turk meegeven bordjes.
Na enige uren bleek, dat deze plek ’s avonds was uitgezocht door de plaatselijke jeugd om hun laatste schooldag te vieren. Dit ging gepaard met veel boem boem en bonke bonke van hun geluidsinstallaties in hun bolides. Wij hadden zoiets van “er zal van zelf wel een eind aankomen”, maar onze buurman dacht daar anders over en maakte zijn opwachting bij deze jongeren en stuurde hen weg een eind verderop. De Duitse jeugd is niet anders dan de Hollandse en een eind verderop gingen de boem boem en de bonke bonke voluit en we kregen de volle laag. Om omstreeks middernacht hadden ze er geen zin meer in en verdwenen met hun yuppie auto’s met veel getoeter.
Na een fantastische nacht (Ik mag dit eigenlijk niet van Henny zo vermelden, maar doe dat toch ) hebben we genoten van een heerlijk ontbijtje met een eitje.
Nu ik dit type is het woensdag en tegen het middaguur hebben we de reis voortgezet. Het was een zeer warme dag, buiten was het ongeveer 34 graden, en we hebben een plek opgezocht in de buurt van Ingolstad. Wij kwamen als eerste aan op deze plek en waren al weer van plan om een andere plek op te zoeken om niet alleen te staan, doch meerdere campers kwamen in de loop van de avond aanrijden en bleven hier ook voor de nacht. We hadden een mooi plekje uitgezocht onder de bomen, doch onze buurman waarschuwde ons, dat er vanuit het westen noodweer zou komen. Dat leek ons niet al te best en we hebben uit voorzorg de camper maar een eind verplaatst. Het is nu 22.00 uur en het regent buiten en het koelt lekker af.
Na een rustige nacht zonder storm, zijn we de volgende dag doorgereden richting Műnchen en van daaruit richting de camping waar Tamara en Marco met hun caravan stonden. Hier hebben we de nacht doorgebracht op een plek naast Tammie en Marco.
Bleek, dat Richard, zijnde een naaste collega van Marco die morgen was overleden en dat ze van plan waren om de volgende dag hun vakantie te onderbreken en terug wilden gaan naar huis. Ook speelde een rol, dat Renate maar niet van haar hoge koortsen af kon komen.
Ondanks alles hebben we samen hier een gezellige tijd doorgebracht, waarna we de volgende dag de zaak hebben opgebroken en verder zijn gereden Oostenrijk in. Van Marco hadden we het vignet van de voorruit van zijn auto gepeuterd en deze op onze camper aangebracht, waardoor we dus in feite voor niets door heel Oostenrijk konden kachelen. In eerste instantie zijn we wezen kijken naar een plek rond de Attersee, doch alles stond vol of het was verboden om hier te kamperen. In ons boek stond vervolgens een adres aan de Altaussee, waar we vervolgens een wereldplek aantroffen. Hier aan de voet van hoge bergen troffen we een kleine camping aan met alle gemakken voorzien
Via de campingbaas een prachtige plek gekregen met uitzicht op de bergen.
Op deze camping hebben we 4 nachten gestaan en in deze tijd weer een aantal avonturen beleefd.
Bij aankomst werden wij opgewacht door het hoofd van het gezin van de familie Viool. Deze werd door ons zo genoemd, omdat we al direct wisten, dat de gehele familie viool speelde. Moeders was een echte Hagenees, die alles al had meegemaakt en zo’n beetje de zaken regelde op de camping. Op haar aanwijzing zouden we de camper maar naast haar tent zetten, omdat dit een mooie plaats was. Mooi niet dus en we hebben de camper enkele tientallen meters van hun neergezet en wel zodanig, dat we geen last hadden van de zon en een mooi uitzicht hadden.
De eerste dag op deze camping hebben we letterlijk uit onze neuzen liggen vreten en hebben dan ook helemaal niks gedaan, dan een boekje lezen.
De dag daarop, dat was zondag, hebben we een eind gewandeld langs de Altausee (8km). De temperaturen lagen rond de 30 graden.
Nadat we van deze wandeling weer bij de camper waren gekomen hebben we een paar Duitse worsten op het vuur gegooid, waarna we deze als hongerige wolven hebben verslonden.
De volgende dag, het was al weer rond de 30 graden en men verklaarde ons een beetje voor gek, hebben we de fiets gepakt met de bedoeling om hiermee naar de zoutmijn te gaan om deze te gaan bekijken. Achteraf gezien was dit niet zo’n goed idee, want er bleken in de weg naar deze mijn hellingen te zitten van meer dan 20%. Deze waren zo steil, dat Henny bij het beklimmen van deze hellingen de vreemdste geluiden liet horen, die mij deden denken aan het gesnuif van een stel trekpaarden. Na veel hijgen en puffen kwamen we eindelijk bij deze zoutmijn aan. Intussen waren we enkele kilo’s lichter geworden van al het vocht, dat we hadden verloren. Hier kaartjes gekocht en we moesten allebei een wit pak aantrekken over de kleren heen. De temperatuur in deze mijn was namelijk zomer en winter 7 graden.
In deze mijn gekomen 750 meter in de berg hebben we nog met z’n twee op een soort van glijbaan geroetsjt.
Nadat we ongeveer een uur in deze mijn waren geweest, kwamen we weer naar buiten, alwaar we zagen, dat het weer finaal was omgeslagen. Een knoeperd van een onweersbui barste los en we konden dus niet terug naar de camping. We hadden namelijk een dakvenster open laten staan en de luifel stond nog uit. In een cafe geprobeerd om de bui af te wachten, maar volgens de kroegbaas kon het nog wel even duren voordat de regen zou stoppen. Hierop de stoute schoenen maar aangetrokken, de fiets gepakt en met halsbrekende toeren en versleten remschijven, kwamen we geheel doordrenkt weer op de camping aan, waar bleek, dat onze buren camperbezitters de luifel netjes hadden binnengehaald.
De volgende dag zijn we van deze camping vertrokken op weg naar een volgende plek, die we hadden uitgestippeld.
Deze bleek echter goed waardeloos te zijn. Een eind verderop de camper bij een gasthof neergezet, alwaar we de nacht hebben doorgebracht. Hier hebben we genoten van een warme maaltijd en na een onweerachtige avond zijn we de volgende dag op de fiets gesprongen en hebben een eind gefietst langs de Drau.
In eerste instantie was het de bedoeling om tot aan de Silversee doch daaraan gekomen zijn we doorgefietst naar Villach. In deze drukke toeristische stad een eind rondgewandeld en uiteraard weer een dikke ijsco gekocht. Omdat er een dreigend onweer op komst was zijn we snel teruggefietst naar de plaats waar de camper stond en zijn vervolgens hier weggereden richting Italië. Die dag hebben we ongeveer 45 km gefietst langs een prachtig aangelegd fietspad, langs de rivier de Drau. Op dit fietspad kwam je alleen andere fietsers tegen, daar het verboden was voor ander verkeer. Tot nu toe hebben we die dag een van onze mooiste fietstochten beleefd.
In Italië aangekomen, waarover we een gedeelte een snelweg namen, met diverse tunnels, die allemaal enkele kilometers lang waren, zijn we doorgereden naar het plaatsje Sant Danielle, alwaar we alleen op een camperplaats stonden midden in het dorp, waar niets te beleven viel.
Na een rustige nacht die morgen de reis weer opgepakt en richting Venetië gereden, alwaar we in het boek een plaats hadden uitgezocht in de plaats Punta Sabbioni. Na veel zoeken eindelijk deze plek gevonden, waar ons een teleurstelling wachtte. Bleek, dat die bolle campingeigenaar de camping alleen in de winter opstelde voor camperaars. Na enkele verwensingen te hebben geuit zijn we naar een alternatief gereden in de plaats Jesolo Peneta. Ook hier weer de weg kwijtgeraakt. Ik was het op een gegeven moment zo spuugzat, dat ik op het punt stond om de neus van de camper te keren en de autostrada op te kachelen weer richting Oostenrijk. Op datzelfde moment zag ons kipje een bord aan de weg van de naam van de camperplaats en aldus waren we weer voor die nacht onder de pannen. Het betrof een mooie rustige plaats, waarop nog meer Hollanders een plekje hadden gevonden. Na wat geïnformeerd te hebben, werden er kaartjes gekocht voor de bus en de boot naar Venetië, waar we de volgende dag, vrijdag de 25 juli naar toe zijn geweest. Na een vervelende busreis en een geweldig mooie overtocht met de boot, kwamen we aan in Venetië.
Hier hebben we vervolgens de stad bekeken vanaf de kant, maar ook vanaf het water. Anderhalf uur hebben we met een boot de stad gezien vanaf het water. Beiden hadden we geen spijt, dat we hier naar toe zijn gegaan. Voor ons geldt dan ook het gezegde, dat je 1 maal in je leven Venetië gezien moet hebben, daar je anders niet hebt geleefd.
Na dezelfde tocht weer terug bij de camper aangekomen, hebben we die avond gegeten, waarbij Henny een grilmaaltijd bestelde en ik een visschotel, waarop een aantal vissoorten (krabben, garnalen, inktvis en oesters lagen, die ik nog nooit van mijn leven had gegeten. Enfin de stoute schoenen maar aangetrokken en achteraf gezien was het best een aparte en smakelijke maaltijd. Tijdens de maaltijd werden we door de grote bellen met wijn een beetje aangeschoten en al lachend en klierend hebben we vervolgens een strandwandeling gemaakt en zijn naar het feest gegaan in het centrum. Hier traden een aantal artiesten op, die wij niet echt konden waarderen om de doodeenvoudige reden, dat we er geen touw aan vast konden knopen en er geen biet van verstonden. De volgende dag hebben we weer een dag gehad
van niets doen. Wel hebben we nog even gezwommen in de Adriatische zee. Het water was van temperatuur wel lekker, maar van smaak was het niet te pruimen, daar het behoorlijk zout was.
Nadat Henny half opgevreten werd door de Adriatische muggen zijn we de volgende dag op weggegaan richting Oostenrijk. Halverwege Oostenrijk zijn we aangeland op een kleine minicamping midden in de Dolomieten.
Dit was ook een prachtige plek, maar tijdens een wandeling naar het dorp, waar we ons in het plaatselijke restaurant op zijn Italiaans hebben laten verassen op een voortreffelijk etentje, werden we op de terugweg aangevallen door Italiaanse smerige, vieze, akelige, enge blinde vliegen, die onmeunig staken.
Na een heel rustige nacht in de Alpen, zijn we volgende dag naar Oostenrijk gereden om daar naar een boerderij camping te gaan, die we hadden uitgezocht. De weg er naar toe hadden we zodanig uitgestippeld, dat we over de Grossklokkenweg zouden rijden, zijnde een alpenweg dwars over de Grosklokken met op zijn hoogste punt van 2500 meter. Op zich was dit een geweldige ervaring, doch het weer zat ons tegen daar het regende en wij een gedeelte van deze rit in de wolken reden, zodat we niets konden zien. De tol van de weg was behoorlijk hoog. Wij moesten 26 euro betalen.
In totaal zaten er 26 haarspeldbochten in deze weg met diepe ravijnen. Ons campertje had hier geen problemen mee en tufte in zijn 2e versnelling mooi deze bergen op.
Hierna was het nog maar een klein eindje naar de uitgezochte camping. Nadat we de weg hadden gevraagd werden we een bergweg opgestuurd, die we tot aan het eind hebben gevolgd, maar wat er ook was geen camping. Vervolgens aan een dikke Oostenrijkse bauerin de weg gevraagd, die kennelijk ruzie had met haar buren, want later bleek, dat we dicht in de buurt waren geweest van deze camping. Dit mens stuurde ons weer helemaal naar beneden, alwaar bleek, dat we weer helemaal naar boven moesten. Net op tijd zagen we echter dat de camping vol zat. Vervolgen naar de volgende camping getogen een eind verderop. Deze camping, kennelijk geliefd bij Hollanders (het stikte er van de Tukkers en aanverwante Nederlanders) de nacht doorgebracht.
De volgende morgen werden we om 7 uur gewekt door een stel Duitsers.c.q.Oostenrijkers, die het nodig vonden om hun nachtelijke avonturen naast onze camper uitgebreid te vertellen. Of dit alles nog niet genoeg was. kregen twee rotfokken het met elkaar aan de stok. Deze nacht en eigenlijk de dag ervoor ook al, was onze Bennard niet good te passe. Hij had de spijsvertering niet good furmekaor, daar hij telkens naar nr 100 moest.
Na het ontbijt zijn we vervolgens naar Duitsland gereden, alwaar we in Oberaudorf een echte boerencamping aantroffen, waar 5 campers konden staan.
De eigenaar van de camping was een echter Bayer, die behoorlijk stug was, maar wel behulpzaam. Hij was tevens verzamelaar van alles wat je maar op kunt noemen. Om en in zijn boerderij was het een geweldige puinzooi van alles wat maar te bewaren viel. Hij ging zelfs zo ver, dat hij aan Henny vroeg waaruit het afval bestond, dat ze weg wilde gooien. Na een zelfgemaakte en op fantastische wijze in elkaar geknutselde Italiaanse maaltijd hebben we vervolgens de fiets gepakt en zijn we het nabijgelegen dorp in gefietst. Hier gaf de plaatselijke fanfare een orkest met de bekende Tiroolse muziek. Tijdens dit concert werden wij verrast doordat men een demonstratie weggaf van het maken van muziek met behulp van zwepen. Deze mensen hadden typische Bayerische kleding aan.
Met nog de steeds voortdurende racekak van Ben werd in goede orde besloten dat we terug zouden gaan naar huis, daar we toch niet veel konden beginnen.
We trapten de camper aan en zijn vervolgens in 1 ruk doorgereden tot ongeveer 30 km boven Würzburg, waar we een prachtige plek vonden bij een meertje met een fantastisch vrij uitzicht over dalen en heuvels. Ook was een mooie zonsondergang te zien.
In de loop van de avond zijn we nog even wezen kijken naar het waterskiën, dat op dit meertje werd beoefend. De volgende dag zijn we doorgereden naar huis. Voordat we echter Duitsland verlieten hebben we eerst nog genoten van einen currywurst mit pommes frites in Bad Bentheim.
Hierna doorgereden naar Hengelo, alwaar we een bezoekje hebben gebracht bij de kokjes en hierna naar de Scholekster in Rijssen. Toen we met de camper thuis aan kwamen rijden werden we verwelkomd door een verbaasde Jerrick en Charlotte.